Facebook pagina Acta SynergiaTwitter pagina Acta SynergiaLinkedIn pagina Acta Synergia

Slide background

Bekijk hier het fragment over Acta Synergia in het RTL-Z programma "De Barometer".

Acta Synergia

Overzicht nieuwsbrief april 2024

Fiscaal nieuws

Aanslagtermijn schenkbelasting start na tweede overlijden

Normaal gesproken heeft de Belastingdienst drie jaar de tijd om een gewone aanslag schenkbelasting op te leggen. Als de aangifte achterwege is gebleven, gaat de aanslagtermijn in na de dag van inschrijving van de akte van overlijden van de schenker of van de begiftigde in de registers van de burgerlijke stand. In een zaak voor rechtbank Noord-Holland stelde een vrouw dat men altijd moet uitgaan van het eerste overlijden dat plaatsvindt: het overlijden van de schenker of van de begunstigde. De rechtbank brengt hierin een sterke nuancering aan. Als de inspecteur op het moment van het eerste overlijden nog niet op de hoogte was noch kon zijn van de schenking, mag hij aansluiten op het tweede overlijden.

De aanslagtermijn bij het niet doen van een (tijdige) aangifte vervalt pas twintig jaar na de schenking als zowel de schenker als de begiftigde een rechtspersoon is.

Dankzij toezegging fiscus aftrek voor Bitcoin mining

Stel, iemand schaft een aantal computers aan om Bitcoins te minen en gaat in dat verband servicecontracten aan met een ander bedrijf. Vervolgens komt het echter, bijvoorbeeld door oplichting, niet tot enige levering van de gekochte computers en de dienstverlening. In dat geval kan men toch recht hebben op aftrek van een negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Die kans op aftrek neemt aanzienlijk toe als de inspecteur eerder de mogelijkheid heeft opengehouden dat sprake was van een objectieve voordeelsverwachting. Dit blijkt uit een uitspraak van rechtbank Gelderland.

Bij een verlies is de kwalificatie resultaat uit overige werkzaamheden soms voordeliger dan winst uit onderneming. De mkb-winstvrijstelling is namelijk niet van toepassing op resultaat uit overige werkzaamheden.

Fonds kan IB-transparant en Vpb-plichtig zijn

Stel dat een fonds een afgezonderd particulier vermogen (APV) vormt in de inkomstenbelasting (IB). Dat wil nog niet zeggen dat het ook fiscaal transparant is voor de vennootschapsbelasting (Vpb). Sterker nog, de werking van het regime van het APV is beperkt tot de inkomstenbelasting, zo heeft rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigd.

Als de oprichter van een fonds kan beschikken over het eigen vermogen van het fonds alsof het zijn eigen vermogen is, is het fonds in principe transparant voor de vennootschapsbelasting. Maar dan moet wel aannemelijk zijn dat de oprichter enig afdwingbaar recht had ten aanzien van het vermogen van het fonds.

Uitgeven van aandelen is geen bedrijfsopvolging voor OVB

In een zaak voor rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft een vrouw samen met haar zoon en schoondochter een zorgboerderij gedreven via een vof. De inbreng van de moeder bestond mede uit het pand waarin de ondernemingsactiviteiten plaatsvonden. Later heeft de moeder het pand ingebracht in een bv. Vervolgens heeft de bv aandelen uitgegeven aan haar zoon. De vraag is of de zoon gebruik kan maken van de bedrijfsopvolgingsregeling in de overdrachtsbelasting. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De zoon heeft namelijk de aandelen in de bv niet verkregen van zijn moeder, maar doordat de bv zelf aandelen heeft uitgegeven. Deze situatie telt niet als een bedrijfsopvolging voor wat betreft de vrijstelling.

De zoon heeft in deze zaak ook betwist dat de bv kwalificeert als een vastgoed-bv omdat het ingebrachte pand niet voor minimaal 70% is bedoeld voor vastgoedexploitatie. Maar de rechtbank stelt vast dat de bv feitelijk het gebouw ter beschikking stelt aan de vof tegen een winstafhankelijke vergoeding. Ook dat is een vorm van vastgoedexploitatie.

Eerst kwijtscheldingswinstvrijstelling, dan renteaftrek

Als een derde besluit af te zien van (een deel van) zijn vordering op een bv, behaalt die bv een kwijtscheldingswinst. In principe is deze kwijtscheldingswinst vrijgesteld, maar alleen voor zover deze winst het bedrag aan compensabele verliezen overtreft. De vraag is opgekomen hoe dit uitpakt als de bv ook te maken heeft met de zogeheten earningsstrippingmaatregel en een jaarverlies lijdt in het jaar van kwijtschelding. Grofweg gezegd houdt de earningsstrippingmaatregel in dat de bv niet meer aan rente kan aftrekken dan 20% van de gecorrigeerde winst, die minimaal nihil is, of niet meer dan het hogere bedrag van € 1 miljoen. De Kennisgroep winstbepaling laat weten dat bij de hiervoor beschreven samenloop men eerst de kwijtscheldingswinstvrijstelling moet toepassen.

Rentelasten en -baten met betrekking tot leningen tellen niet meer voor de earningsstrippingsmaatregel als zij behoren tot een winst die valt onder de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten.

Verkoop pand tegen getaxeerde waarde: geen verkapt dividend

Verkoopt een dga zijn woning aan zijn holding tegen een bedrag dat volgens de fiscus hoger is dan de werkelijke waarde? Dan kan de inspecteur het verschil aanmerken als een verkapte winstuitdeling. Maar heeft de dga zijn verkoopprijs vastgesteld op grond van de taxatie door een onafhankelijke deskundige? Dan ligt het voor de hand dat de dga zich niet bewust was van enige bevoordeling. In dat geval kan geen sprake zijn van een verkapte winstuitdeling.

Zowel de dga als de holding moeten zich bewust zijn van de bevoordeling, wil de Belastingdienst met succes kunnen stellen dat sprake is van een verkapte winstuitdeling.

Let op juiste code invloed verzekeringsplicht

De code invloed verzekeringsplicht in de aangifte loonheffingen geeft bijzondere omstandigheden voor het verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen aan. De Belastingdienst en UWV constateren geregeld dat de code invloed verzekeringsplicht onjuist is ingevuld in de aangifte loonheffingen. Zo komt het geregeld voor dat de code invloed verzekeringsplicht wordt ingevuld met code A (‘Echtgenoot of familie van de eigenaar of van de dga’) of code B (‘Vorige eigenaar’). Tegelijkertijd komen de indicaties voor de werknemersverzekeringen op ‘Ja’ te staan. Deze combinatie is onjuist. Invulling van code A en B moet alleen als de echtgenoot, het familielid, of de vorige eigenaar, niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding. In situaties waarin de werknemer verzekerd is voor de werknemersverzekeringen omdat er wel een gezagsverhouding is, is gebruik van deze codes niet aan de orde.

Een juist gebruik van de code invloed verzekeringsplicht is erg belangrijk, omdat het van invloed kan zijn op de uitkeringsrechten.

Vast bedrag verblijfkosten eigen rijders 2024 bekend

Transportondernemers die meerdaagse of op meer dagen internationale ritten maken, zullen verblijfskosten maken. Omdat het lastig kan zijn om de aftrekbare verblijfskosten vast te stellen, is onder voorwaarden een forfait te gebruiken. Dit forfait bestaat uit een vast bedrag per gereden dag. Dit vaste bedrag wordt jaarlijks aangepast. Voor 2024 is dit bedrag vastgesteld op € 48.

De regeling geldt voor transportondernemers (eigen rijders) die hun winst aangeven in de inkomstenbelasting, niet voor ondernemers die aangifte vennootschapsbelasting doen.

Besluit over impact investment gepubliceerd

Om te kwalificeren als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) mag een instelling niet te veel geld oppotten. Zij moet haar geld besteden aan het doel waarmee zij het algemeen nut beoogt. In de praktijk bestaat onduidelijkheid over het antwoord op de vraag wanneer een zogeheten ‘impact investment’ al dan niet in strijd is met dit bestedingscriterium. De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd met daarin de voorwaarden waaraan een algemeen nut investering moet voldoen. Zo moet het primaire doel van de investering het rechtstreeks verwezenlijken of bevorderen van een of meer van de algemeen nuttige statutaire doelen van de ANBI zijn. De investering mag geen zakelijke activiteit zijn met als primaire doel om daarmee een voordeel te behalen. De organisatie waarin de ANBI investeert moet het investeringsbedrag voor minstens 90% gebruiken voor een activiteit of project dat verband houdt met het doel van de ANBI. De bestuurder van de ANBI mag niet als oprichter, bestuurder, aandeelhouder, kapitaalverschaffer of werknemer betrokken zijn bij de andere organisatie.

De ANBI moet de investering in haar financiële administratie herkenbaar opnemen als algemeen nut investering. De ANBI neemt het doen van algemeen nut investeringen ook op in haar beleidsplan of tussentijdse aanpassingen daarvan.

Omslagstelsel met dga als enig werknemer mag niet meer

In een zaak voor de Hoge Raad wilde een bv met een pensioenverplichting aan haar dga overstappen van het kapitaaldekkingsstelsel naar het omslagstelsel. Daardoor zou de pensioenverplichting vrijvallen en kon de bv voorkomen dat een verlies verdampte. Maar de Hoge Raad ziet niet langer ruimte voor het omslagstelsel, althans niet als de dga de enige werknemer is. In zo’n geval komt toepassing van het omslagstelsel dan in feite neer op het hanteren van het kasstelsel. Een omslagstelsel veronderstelt voor het kunnen omslaan van pensioenkosten een zeker aantal werknemers van verschillende leeftijden. Bij een bv met slechts één werknemer is omslag daarom niet mogelijk. Het achterwege laten van de passivering van pensioenverplichtingen botst met het realiteitsbeginsel en voorzichtigheidsbeginsel van het goedkoopmansgebruik. Toepassing van het omslagstelsel heeft verder tot gevolg dat de met de pensioentoezegging gemoeide lasten tot uitdrukking komen in andere jaren dan die waarop de aangegane verplichtingen betrekking hebben. Dit botst met het matchingbeginsel.

Met dit arrest komt de Hoge Raad terug op een arrest uit 1969. Daarom biedt de Hoge Raad een overgangsregeling. Het omslagstelsel is daardoor nog wel mogelijk voor pensioenverplichtingen die zijn aangegaan of overgenomen vóór 23 februari 2024, mits daarvoor vanaf het ontstaan of de overname het omslagstelsel is toegepast.

Online fitness coach telt als adviseur voor de btw

Rechtbank Gelderland heeft onlangs de vraag moeten beantwoorden in welk land de diensten door een online fitnesscoach voor de btw plaatsvinden. Volgens de rechtbank zijn zulke diensten vergelijkbaar met diensten van raadgevende personen en adviesbureaus. De termen ‘raadgevende personen en adviesbureaus’ in de wet impliceren namelijk dat de dienstverlener over een bepaalde deskundigheid op het relevante vakgebied moet beschikken. De diensten door raadgevende personen en adviesbureaus aan niet-ondernemers die buiten de EU wonen, vinden plaats in het woonland van de afnemer. Dat betekent dat de online fitness coach zijn diensten buiten Nederland heeft verricht. Hij hoeft daarom geen Nederlandse omzetbelasting te berekenen over deze diensten.

Normaal gesproken vinden diensten aan particulieren plaats in de staat waar de ondernemer is gevestigd of zijn vaste inrichting heeft. Diensten die verband houden met sportieve activiteiten en die zijn verleend aan particulieren, zijn in beginsel belast in het land waar de activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden.

Schenking aan werknemer hoeft geen loon te zijn

Alles wat iemand uit een dienstbetrekking geniet, kwalificeert in principe fiscaal gezien als loon. Daarom zal de Belastingdienst een schenking van een werkgever aan een werknemer al snel als loon bestempelen. Maar dan moet de inspecteur wel het causale verband tussen de betaling door de werkgever en de dienstbetrekking van de werknemer kunnen aantonen. In een zaak voor rechtbank Gelderland had een werkgever aan drie werknemers ieder € 100.000 en aan één werknemer € 60.000 gegeven. Volgens het bedrijf gaat het om schenkingen die zijn gedaan vanwege de privérelatie tussen een dga van het bedrijf en de werknemers. De vier werknemers verkeerden in 2014 in financieel zwaar weer. Bovendien behoren de desbetreffende werknemers tot de familie- of kennissenkring van de dga. Verder heeft alleen de eerdergenoemde dga als enige van de drie aandeelhouders van de werkgever uiteindelijk de betaling via verrekening in rekening-courant gedragen. De rechtbank meent daarom dat er onvoldoende verband bestaat tussen de schenkingen en de dienstbetrekking om ze als loon te bestempelen.

Eventueel kunnen wel andere belastingen aan de orde zijn, zoals inkomstenbelasting over aanmerkelijk belanginkomsten of schenkbelasting.

Kennisgroepstandpunt over omzetting ab-verlies in korting

Het komt in de praktijk voor dat twee echtgenoten buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd en ieder enig aandeelhouder zijn van hun eigen bv. Stel dat de bv van de ene echtgenoot in 2021 is ontbonden en dat die echtgenoot daardoor een negatief vervreemdingsvoordeel geniet, dat volledig aan hem wordt toegerekend. In 2022 komt het tot een echtscheiding, waarbij de echtgenoten kiezen om dat hele jaar nog te worden behandeld als fiscale partners. De Kennisgroep aanmerkelijk belang stelt dat in deze situatie de echtgenoot met het verlies uit aanmerkelijk belang op zijn vroegst in 2024 dit verlies kan omzetten in een belastingkorting. Zo’n omzetting kan namelijk pas als de belastingplichtige en zijn partner in een kalenderjaar en het daaraan voorafgaande jaar geen aanmerkelijk belang meer hebben. In het voorbeeld heeft de belastingplichtige in 2022 nog een partner met een aanmerkelijk belang.

De belastingkorting bedraagt in 2024 24,5% van het nog niet verrekende verlies.

Vervallen voorwaarden voor waardeoverdracht pensioen

Een besluit van de staatssecretaris van Financiën over internationale aspecten bij de loonheffing en inkomstenbelasting van pensioenen en stamrechten is gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op de individuele waardeoverdracht van pensioenkapitaal van een mobiele werknemer aan een binnen de EU, de EER of Zwitserland gevestigde pensioenuitvoerder. In deze situatie mogen de afkoopmogelijkheden in het andere land nu ruimer zijn dan de afkoopmogelijkheden op grond van de Pensioenwet. Bovendien moest de buitenlandse ontvangende pensioenuitvoerder vóór de wijziging een overeenkomst sluiten met de Belastingdienst. In deze overeenkomst moest de pensioenuitvoerder aansprakelijkheid aanvaarden of zekerheid stellen voor de door de gerechtigde werknemer verschuldigde belasting en revisierente. Daarbij ging het om de belasting en revisierente ter zake van belastbare feiten met betrekking tot het overgedragen pensioen. De voorwaarde van het aanvaarden van aansprakelijkstelling of bieden van zekerheid is ook komen te vervallen.

De wijzigingen zijn met ingang van 5 april 2024 in werking getreden en werken terug tot en met 16 november 2023.

Terugwerkende kracht van belang voor IB, niet voor BOR

Komt een ondernemer met een ander overeen dat die ander met terugwerkende kracht toetreedt tot een maatschap? Dan is die terugwerkende kracht niet voldoende om te voldoen aan de bezitstermijn van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de erfbelasting. Maar voor de faciliteit in de inkomstenbelasting van de doorschuiving bij overlijden is de terugwerkende kracht wel van belang, zo oordeelt hof Arnhem-Leeuwarden. Bovendien ziet het hof in deze terugwerkende kracht geen onzakelijk handelen. Op de datum van het ondertekenen van de overeenkomst was geen sprake van zicht op overlijden van de erflater.

Het hof oordeelde in deze zaak ook dat geen sprake was van een incidenteel fiscaal voordeel, juist doordat de toepassing van de BOR was afgewezen.

Hypotheek op vastgoed bij bv kan bankschuld excessief maken

Stel dat een dga een excessief hoge schuld (in 2024: meer dan € 500.000) heeft aan zijn bv. Hij lost gedurende het jaar het excessieve deel van zijn schuld aan zijn bv af. Vervolgens gebruikt de bv de verkregen liquide middelen voor investeringen in onroerend goed. De dga financiert de aflossing met een lening bij een niet-gelieerde bank. De bank eist echter een recht van hypotheek op het onroerend goed dat de bv heeft verworven. Onder deze omstandigheden rekent de Belastingdienst de schuld bij de bank tot de schulden voor de regeling van excessief lenen. Dit heeft de Belastingdienst in een Kennisgroep-standpunt bekend gemaakt.

Een eigenwoningschuld, waarbij aan de bv een recht van hypotheek is verstrekt, valt vooralsnog buiten de regeling voor excessief lenen.

Ruziesplitsing staat BOR soms in de weg

Voor het toepassen van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenkbelasting moet aan verschillende voorwaarden zijn voldaan. Bij een schenking van een aanmerkelijk belang in een bv moet de schenker bijvoorbeeld in de vijf jaren vóór de schenking al het aanmerkelijk belang hebben gehouden (bezitseis). Bovendien moet de bv in die periode al de desbetreffende onderneming hebben gedreven. Deze voorwaarde kan een probleem vormen als de schenker de aandelen heeft verkregen in het kader van een zogeheten ruziesplitsing. Bij een ruziesplitsing gebeurt het immers vaak dat verschillende bedrijfsactiviteiten bij verschillende lichamen belanden. In een zaak voor hof Arnhem-Leeuwarden had bijvoorbeeld een vrouw in het kader van een ruziesplitsing haar aandelen in een bv, die hoor- en optiekcentra exploiteerde, omgewisseld in aandelen in een bv die alleen hoorcentra exploiteerde. Het verschil in bedrijfsactiviteiten was volgens het hof hier al met al te groot om te voldoen aan de bezitseis. Wisselt een aandeelhouder in het kader van een ruziesplitsing aandelen in een bv om voor aandelen in een ander bedrijf? Dan kan dit de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling beperken.

In geval van vererving van een aanmerkelijk belang geldt dat de erflater slechts een jaar vóór de vererving aan de bezitseis moet voldoen.

Conceptvoorstel om kavelruilvrijstelling aan te passen

De overdrachtsbelasting kent een vrijstelling voor kavelruil. Deze vrijstelling is bedoeld om het landelijk gebied beter in te richten voor verschillende doeleinden. In de praktijk vindt echter ook wel gebruik van de vrijstelling plaats als de kavelruil alleen dient voor het verkrijgen van fiscaal voordeel. Hierdoor worden met name woningen en andere opstallen die men niet voor de landbouw gebruikt onbedoeld vrij van overdrachtsbelasting verkregen. Het ministerie van Financiën is daarom een internetconsultatie gestart over een aanpassing van de kavelruilvrijstelling. Onder het wetsvoorstel moeten met de kavelruilvrijstelling verkregen gebouwen ten behoeve van de landbouw worden gebruikt. Daarnaast moet dit gebruik nog minstens tien jaar voortduren. Anders wordt de vrijstelling teruggenomen en is alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd. Wanneer gebouwen door overheidsbeleid aan de landbouw worden onttrokken, blijft de vrijstelling in stand.

Woningen die op een kavel met een agrarische bestemming staan en functioneel verbonden zijn aan het nabijgelegen agrarische bedrijf, kunnen onder de kavelruilvrijstelling vallen. Ook dan geldt dat men zo’n bedrijfswoning minstens tien jaar na de verkrijging als agrarische bedrijfswoning moet gebruiken.

Wijziging verdeling eigenwoninginkomen bij navordering

Fiscale partners mogen het saldo van de inkomsten uit eigen woning onderling verdelen. Hebben zij in hun aangifte eenmaal hun keuze gemaakt, dan kunnen zij deze onder voorwaarden herzien. Een belangrijke voorwaarde is dat van minstens een van de partners de aanslag, navorderingsaanslag, conserverende aanslag of conserverende navorderingsaanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Maar hoe pakt deze voorwaarde uit als van beide partners de primitieve aanslagen onherroepelijk zijn, terwijl een van de partners een navorderingsaanslag krijgt opgelegd? Is dan herziening van de gekozen inkomstenverdeling mogelijk totdat die navorderingsaanslag ook onherroepelijk is geworden? Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat men de voorwaarde voor herziening inderdaad zo moet uitleggen.

Komt een aanslag als gevolg van een arrest onherroepelijk vast te staan? Dan kunnen de fiscale partners in de zes weken na die uitspraak hun verdeling van het saldo van de inkomsten uit eigen woning nog wijzigen.

Geen 30%-regeling na studie in buurland

Om onder de 30%-regeling te vallen, moet een werknemer kwalificeren als een ingekomen werknemer. Dat houdt onder andere in dat hij vanuit het buitenland is aangeworven. Ook moet hij in meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvang van zijn tewerkstelling in Nederland in het buitenland woonachtig zijn geweest. Rechtbank Den Haag oordeelt dat iemand ook in Nederland kan hebben gewoond als hij aanvankelijk nog maar een tijdelijke verblijfsvergunning had. Een andere voorwaarde is dat de woonplaats van de werknemer in de buitenlandse periode meer dan 150 kilometer van de grens van Nederland verwijderd moet zijn geweest. Bij een studie net over de grens is de kans groot dat de werknemer niet voldoet aan deze voorwaarde.

Tenzij overgangsrecht van toepassing is, bedraagt de vrijgestelde vergoeding voor extraterritoriale kosten in beginsel gedurende de eerste 20 maanden 30%, in de daaropvolgende 20 maanden 20% en de laatste 20 maanden 10%.

Vreemde taal niet kennen: geen opzet bij foute BPM-aangifte

In een zaak voor rechtbank Gelderland heeft een autohandelaar bij de teruggaafverzoeken BPM vervalste Duitstalige voertuigdocumenten ingediend. De inspecteur beschuldigt hem van opzet. Maar de autohandelaar stelt dat hij de authenticiteit van de voertuigdocumenten maar zeer beperkt heeft kunnen controleren. Dit komt mede doordat hij de Duitse taal niet machtig is. Daardoor vindt de rechtbank niet aannemelijk dat de onjuistheden in de Duitstalige voertuigdocumenten voor de autohandelaar herkenbaar waren. Op zich mag men van een internationale autohandel van zekere omvang verwachten dat deze ontvangen voertuigdocumenten met de nodige zorgvuldigheid en nauwgezetheid op echtheid beoordeelt. Deze norm gaat echter niet zo ver dat de autohandelaar door de voertuigdocumenten niet te laten controleren opzettelijk het risico heeft genomen dat ten onrechte teruggaaf van rest-BPM is verleend.

Zonder opzet of op zijn minst grove schuld mag de fiscus geen vergrijpboete opleggen, hooguit een verzuimboete.

Beperkte eindheffing excessieve vertrekvergoeding

Soms kent een werkgever een ontslagen werknemer een ruime vertrekvergoeding toe. Voor zover de vertrekvergoeding meer bedraagt dan het zogeheten toetsloon, is sprake van een excessieve vertrekvergoeding. Over dit excessieve deel moet de werkgever een pseudo-eindheffing van 75% toepassen. Hof Den Bosch heeft bevestigd dat vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen in dit verband niet tot het loon en dus ook niet tot de vertrekvergoeding behoren. Een voorbeeld van een vrijgestelde vergoeding is een onbelaste vergoeding op grond van de 30%-regeling.

De pseudo-eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen blijft achterwege als het toetsloon van de werknemer niet meer bedraagt dan € 672.000 (bedrag 2024).

Verhuur valt in box 1 als verhuurder zelf veel onderhoudt

In beginsel zullen de activiteiten met betrekking tot de verhuur van woningen door een natuurlijk persoon kwalificeren als normaal actief vermogensbeheer. In dat geval vallen de verhuurde woningen bij de eigenaar in box 3. Maar sommige verhuurders verrichten zelf zo veel werkzaamheden met betrekking tot de verhuur, dat dit verder gaat dan normaal actief vermogensbeheer. In die situatie vallen de woningen niet in box 3, maar in box 1. Dat betekent dat het resultaat uit de verhuur is belast als resultaat uit overige werkzaamheden. In een zaak voor rechtbank Den Haag had een man in 2015 aanzienlijke werkzaamheden verricht voor zijn verhuurde woningen. Om te beginnen maakte hij huurcontracten voor verschillende huurders op en inde zelf de huur. Daarnaast verrichtte hij voorkomende onderhoudswerkzaamheden en regelde de aansluitingen van het gas en elektra voor de huurders. Bovendien richtte hij verschillende woningen in en hield zich bezig met het ophalen en bezorgen van post. De rechtbank oordeelt dat hier sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer en daarmee van resultaat uit overige werkzaamheden.

Wanneer de verhuurder steeds meer werkzaamheden gaat uitbesteden aan derde partijen, is niet langer sprake van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Dat betekent dat een staking plaatsvindt van de overige werkzaamheden. En dus vindt een fiscale afrekening plaats.

Belaste rente uit polis met premies binnen bandbreedte

Heeft iemand vóór 1 januari 2001 een levensverzekering afgesloten waarbij een kapitaal is verzekerd? En koopt de verzekerde de levensverzekering nu af? Dan moet hij nagaan of de levensverzekering valt onder het oude regime van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 of onder de huidige Wet inkomstenbelasting 2001. Dit heeft namelijk gevolgen voor de berekening van de belastbare rente in de afkoopsom. In een zaak voor hof Den Bosch had een man op 1 november 1997 een levensverzekering afgesloten. Op 1 augustus 2002 heeft hij de polis premievrij gemaakt en in 2014 afgekocht. Volgens de man is de levensverzekering geen kapitaalverzekering, maar een saldolijfrente. De bepalingen van de Wet IB 1964 blijven dan namelijk gelden, aldus de man. Daarom toetst het hof de levensverzekering aan de voorwaarden voor het van toepassing blijven van het oude regime. Omdat de premies binnen de bandbreedte van 1:10 zijn gebleven, is dat niet het geval. Dat betekent dat de renteaangroei over de periode van 1997 tot 1 januari 2001 belast is als inkomen uit werk en woning. Verder is de levensverzekering niet te beschouwen als een saldolijfrente. In de polis is namelijk geen recht op periodieke uitkeringen overeengekomen.

Onder bepaalde voorwaarden kan de rente in een afgekochte levensverzekering die wel onder het oude regime valt, zijn vrijgesteld. Bijvoorbeeld als minimaal 15 respectievelijk 20 jaar premies zijn betaald en de uitkering maximaal € 26.773 respectievelijk € 90.302 bedraagt.

Overig nieuws

OM kan adviseur in strafzaak laten getuigen

Voor een beëdigd advocaat die als zodanig handelt, geldt een wettelijk verschoningsrecht. Als dezelfde advocaat in een andere positie handelt als belastingadviseur, kan sprake zijn van een afgeleid verschoningsrecht. Maar hoe zit het als iemand als belastingadviseur handelt voor een belastingplichtige, later wordt beëdigd als advocaat en nog later wordt gevraagd als getuige in een strafzaak tegen de belastingplichtige. Met dit vraagstuk kreeg rechtbank Amsterdam te maken. Het ging om een paar adviseurs die een bv hadden bijgestaan in een fiscale procedure. Daarnaast was deze bv verwikkeld in een strafrechtelijke procedure die samenhing met de fiscale procedure. De adviseurs waren later beëdigd als advocaat maar hadden zich in de strafzaak niet opgesteld als advocaat. Onder deze omstandigheden mogen de officiers van Justitie de advocaten in de strafprocedure vragen stellen over de periode waarin zij nog niet waren beëdigd als advocaat.

Op grond van het fair play-beginsel mag de Belastingdienst een belastingadviseur niet ondervragen over wat hij in vertrouwelijkheid heeft besproken met zijn cliënt over diens fiscale positie.

Flexwerkers lopen vaak transitievergoeding mis

In januari 2024 publiceerde Follow the Money een bericht dat kopte dat jaarlijks duizenden flexwerkers recht hebben op een ontslagvergoeding, maar deze bijna nooit ontvangen. Naar aanleiding van dit bericht zijn Kamervragen gesteld aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister vindt het een slechte zaak dat er uitzendkrachten zijn die hun transitievergoeding niet betaald hebben gekregen. Het is echter aan de werknemer om een niet-uitbetaalde transitievergoeding op te eisen. Eventueel kan hij ook een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter om de transitievergoeding op te eisen. Zo’n verzoekschrift moet de werknemer indienen binnen drie maanden na de einddatum van de arbeidsovereenkomst. In uitzonderlijke gevallen biedt een beroep op redelijkheid en billijkheid een opening voor een langere vervaltermijn. De minister vindt het belangrijk om de evaluatie van de WAB te doen om inzicht te krijgen in de werking van het huidige stelsel.

Op basis van onder meer de uitkomsten van de WAB-evaluatie, zal de afweging worden gemaakt of er aanleiding is voor een wetswijziging met betrekking tot de termijn om de transitievergoeding op te vragen.

Steun voor jonge boeren en tuinders

Jonge boeren en tuinders ervaren, na de grote aankoopsom van een bedrijf, vaak in de beginperiode een hoge financieringslast. Dit maakt het voor hen lastig om te investeren in bijvoorbeeld verduurzaming. Daarom gaat het kabinet jonge boeren en tuinders die een bedrijf beginnen of overnemen financieel ondersteunen. Daarvoor wordt bijna € 240 miljoen beschikbaar gesteld uit zowel Europees als nationaal geld. Het bedrag wordt uitgekeerd via verschillende subsidie-openstellingen tot en met 2027. De eerste openstelling is van 3 juni tot en met 2 augustus 2024 en bedraagt € 75 miljoen, met een maximum van € 80.000 per aanvrager. Jonge ondernemers die de subsidie willen aanvragen, moeten een bedrijfsplan indienen bij de aanvraag die voor de komende vijf jaar de economische en ecologische doelen beschrijft. Het bedrijfsplan moet bijdragen aan de duurzaamheidsdoelen op het gebied van klimaat, natuur en waterkwaliteit.

Boeren die na 1 januari 2023 een bedrijfsovername hebben gedaan, kunnen ook nog een aanvraag indienen.

Raad voor de Rechtspraak vraagt om betere toegang tot recht

De Raad voor de Rechtspraak heeft de informateurs gevraagd aandacht te hebben voor het behoud van de rechtsstaat in Nederland. De voorzitter van de raad benadrukt het belang van toegang tot recht en rechters voor alle burgers. Ook wordt momenteel te vaak de rechter gedwongen om in voorliggende zaken de overheid op basis van de wet te corrigeren, terwijl dit was te voorkomen. Dit is nadelig voor de direct betrokkenen. Ook kan dit leiden tot een ondergraving van het publieke vertrouwen in alle instituties binnen de democratische rechtsstaat.

Een manier om de toegang tot recht en rechters voor alle burgers te realiseren is door het bieden van adequate rechtsbijstand voor degenen die dat zelf niet kunnen betalen en met betaalbare griffiekosten voor iedere rechtzoekende. Bij de bescherming van rechten mag iemands financiële draagkracht niet bepalend zijn, aldus de Raad voor de Rechtspraak.

Academy

Eigenaar of medewerker van een accountants- of administratiekantoor?
Maak dan kennis met onze actualiteitensessies en/of intervisiebijeenkomsten.